Wanneer Van Rees en Mondriaan elkaar voor het eerst ontmoeten is niet helemaal duidelijk. Mondriaan kwam begin 1912 voor twee jaar naar Parijs, aangetrokken door het kubisme. Hij woonde vlak bij Van Rees, waar hij geregeld binnen kwam lopen. Hij maakte in die tijd een kubistisch portret van de vrouw van Otto van Rees, Adya van Rees-Dutilh. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog gebruikte Mondriaan het atelier van Otto van Rees, dat diens vader, professor Jacob van Rees, voor zijn zoon op zijn grond had laten bouwen. Hoewel het werk van Mondriaan en Van Rees in de loop der tijd steeds minder verwantschap kreeg, hielden ze wel geregeld vriendschappelijk contact. Van Rees raakte uit de roulatie door een ernstig treinongeluk in 1919 waarbij hij, zelf ernstig gewond, zijn oudste dochter verloor. Hij verbleef een aantal jaren in Nederland. Bij één van zijn eerste tijdelijke verblijven terug in Parijs logeerde hij bij Mondriaan.
Geregeld vriendschappelijk contact
